Advies energie- en klimaatactieplan Mortsel

Advies milieuraad van 4 juni 2015:

De milieuraad is van oordeel dat het voorgelegde document een goede basis vormt voor een lokaal klimaatplan. Het moet binnen zijn context bekeken worden, m.a.w. een lokale planmatige aanpak als bijdrage tot een globaal klimaatbeleid.

De doelstelling moet zijn om te streven naar een reductie van het aantal broeikasgassen met 80 ą 95% (t.o.v. 1990). Hiermee lopen we gelijk met de EU-doelstelling voor het ontwikkelen van een koolstofarme economie tegen 2050, zoals onder meer verwoord in de COM(2011) 112 final van 8 maart 2011 “A Roadmap for moving to a competitive low carbon economy in 2050”.
Om deze lange-termijn doelstelling te behalen, dient er tussentijds rekening gehouden te worden met de 2020 en 2030 doelstellingen van de EU, met name 20% minder broeikasgassen in 2020 en 40 % minder in 2030. Rekening houdende met de evolutie van de technologie mag verwacht worden dat de reductie per jaar in de laatste decennia groter zal zijn dan in de eerste decennia.

Gezien de lange-termijn problematiek vraagt de milieuraad om bij de uitwerking van dit lokaal klimaatplan verder te kijken dan het einde van de huidige legislatuur (eind 2018) en het 2020-perspectief van het Burgemeestersconvenant en de campagne Klimaatneutrale Organisatie 2020. Indien het plan niet voldoende ambitieus is, belasten we immers de volgende generaties nog meer met besparingsmaatregelen. Er wordt voor gepleit om duidelijke en realistische doelstellingen te formuleren, rekening houdende met de tussentijdse klimaatdoelstellingen, en er vervolgens een adequaat monitoring- en bijsturingsbeleid aan te koppelen.

Om het plan voldoende ambities te maken, vraagt de milieuraad om bij actiepunten, in het bijzonder de lopende, zo mogelijk minimumdoelstellingen toe te voegen. Gezien de voorbeeldfunctie van de stad kan er voor acties die tot de bevoegdheid van de stad behoren, best gekozen worden voor doelstellingen die ambitieuzer zijn dan wat op basis van de globale doelstellingen verwacht zou kunnen worden. Ten opzichte van de minimumnorm (of –doelstelling) dient de stad het systematisch een bepaald percentage (bv. 10 ą 20 %) beter te doen.

De milieuraad vraagt dat de stad Mortsel bij evaluaties en functioneringsgesprekken steeds het criterium “milieu, klimaat en energie” toevoegt. Via deze weg wordt het eigen personeel op regelmatige wijze gesensibiliseerd. Het draagt er toe bij dat de gehele organisatie zich in de klimaatdoelstellingen inschrijft.

De milieuraad vraagt om de actiepunten in het klimaatplan SMART te definiėren en aan elk actiepunt een budget te koppelen.

De gevolgen van klimaatverandering zijn nu al voelbaar via de impact van piekdebieten door hevige neerslag en hitte in de zomer. Deze hebben veelal een negatieve invloed op de economie, ecologie en volksgezondheid.
De milieuraad is van oordeel dat het reductieplan voor broeikasgassen (met focus op mitigerende maatregelen) aangevuld moet worden met meer maatregelen voor klimaatadaptatie. Voor Mortsel lijken 2 aspecten van bijzonder belang: Het beheer van water en overstromingsrisico’s en het “urban heat island” fenomeen. Naar de mening van de milieuraad dienen er in het voorliggende plan meer concrete adaptieve maatregelen voorzien te worden.
In dat kader vraagt de milieuraad dat het stadsbestuur zich inschrijft in het “Mayors adapt”, een met het burgemeestersconvenant vergelijkbaar initiatief rond klimaatadaptatie. Dit project is overigens perfect inpasbaar in het stedelijk klimaatplan. Het zou ook een teken zijn dat Mortsel als stad staat voor een proactief, realistisch en verantwoordelijk klimaatbeleid.

Gevolg Gemeentebestuur Mortsel:

Het college van burgemeester en schepenen heeft op 20/10/2015 volgend gevolg gegeven aan het advies:

" De milieuadviesraad merkt op dat dit klimaatactieplan slechts een tussenstap is naar veel grotere verminderingen van de uitstoot van broeikastgassen (in 2050 dient de uitstoot 80-95% lager te zijn  dan in 1990). De milieuadviesraad vraagt daarom verder te kijken dan deze legislatuur en adequate monitoring en bijsturing te voorzien.

Het college is akkoord dat dit klimaatactieplan een tussenstap is en zal dit in het plan duidelijker opnemen. Heel wat maatregelen kijken al verder dan deze legislatuur of lopen al langer dan deze 2/3 legislatuur. Onder punt B.4 van het plan is de opmaak van tussentijdse voortgangsrapporten vanaf 2017 t.e.m. 2023 voorzien, met mogelijkheid tot bijsturing via een implementatierapport.

De milieuadviesraad vraagt om bij de actiepunten zoveel mogelijk minimumdoelstellingen te vermelden en voor wat betreft de acties die betrekking hebben op de eigen diensten systematisch verder te gaan dan 20% vermindering van het energieverbruik.

Het college antwoordt dat er onder punt B.3.7 van het plan minimumdoelstellingen voor heel wat acties of groepen van acties zijn vermeld. Actie 109 van het meerjarenplan van het stadsbestuur voorziet in vermindering van het energieverbruik van de stadsgebouwen en stadsdiensten met minstens 20% tegen 2020. Het is dus duidelijk dat de 20% voor de eigen werking een minimum is.
Het college vindt het niet aangewezen om in het plan andere doelstellingen te vermelden (vb -30% of -40%) maar gaat er wel vanuit dat door de uitvoering van alle op stapel staande projecten (nieuw stadhuis, nieuwe gebouwen dienst stadswerken, nieuw intergemeentelijk zwembad, nieuwe parkschool met passiefbouw, …) een stuk verder te raken dan -20% t.o.v. 2011.

De milieuadviesraad vraagt om bij evaluatie- en functioneringsgesprekken het criterium “milieu, klimaat en energie” toe te voegen om het personeel regelmatig te sensibiliseren rond dit thema en het draagvlak voor de uitvoering van dit plan te vergroten.

Het college is akkoord om dit toe te passen voor de personeelsleden die op regelmatige basis te maken hebben met de uitvoering van het klimaatactieplan (dienst leefomgeving met o.m. milieu, duurzame ontwikkeling, wonen en ruimtelijke ordening, dienst patrimonium en dienst publieke ruimte). Voor de andere diensten worden nu reeds sensibilisatie-acties voorzien (vb fietsontbijt, artikels in personeelsberichten, terugkoppelingen over energieboekhouding , vorming, …).

De milieuadviesraad vraagt om elk actiepunt SMART te maken en een eigen budget toe te kennen.

Het college antwoordt dat het plan als geheel aan de SMART-principes voldoet aangezien het plan een duidelijke, meetbare, haalbare en tijdsgebonden doelstelling heeft. Onder punt A.3.2 van het plan is een overzicht gegeven van de beschikbare budgetten binnen het meerjarenplan 2013-2019 voor de uitvoering van het gehele plan. Het is onmogelijk om deze per actie uit te splitsen, net zoals elke actie conform de SMART principes uitwerken niet altijd mogelijk is en weinig meerwaarde levert.

De milieuadviesraad vraagt meer aandacht voor klimaatadaptatie en meer bepaald het vermijden van wateroverlast en de vorming van hitte-eilanden. De milieuraad vraagt om ook deel te nemen aan de campagne Mayors Adapt van de Europese Unie. Deze campagne leunt nauw aan bij het burgemeestersconvenant.

Het college antwoordt dat deel H.4 van het plan rond klimaatadaptatie verder uitgewerkt zal worden en dat er via Rio-Link al heel wat mensen en middelen voorzien zijn om de wateroverlastproblematiek aan te pakken. In het meerjarenplan zijn verschillende acties rond meer en beter openbaar groen, biodiversiteit en aanpak van ‘grijze wijken’ opgenomen. Maatregelen die zorgen voor minder hitte-eilandeffect. ...."

Meer info:

[Adviezen]

laatste wijziging:04/02/16